vrijdag 30 oktober 2015

niet meer



Zij ademde.
Annet en ik keken.

En we spraken over haar.
Over de dingen die we met haar hadden meegemaakt.
Soms verwisselden we al, onbedoeld en per ongeluk de tegenwoordige met de verleden tijd.

Soms sliep één van ons bijna.
En zij ademde.

"Ik moest plotseling remmen. In een straat zat een kat stokstijf midden op de weg. Gelukkig heb ik hem niet geraakt."
De hoogzwangere vrouw en haar man die, gepakt en gezakt om vier uur 's nachts het stille ziekenhuis binnen gingen hoorden de vrouw die hen daar naar toe had gereden denk ik niet.

Daarna, in een grote en verder lege lift, op weg terug naar de kamer waar ze lag realiseerde ik me voor het eerst pas echt dat wij het ziekenhuis alleen nog zonder haar zouden gaan verlaten.

Rond vijf uur veranderde er iets.
De kamer, het gevoel, haar ademhaling.

Annet en ik hebben haar hoofd zacht vastgehouden,
haar haren gestreeld en haar voorhoofd gekust.
We zeiden tegen haar dat het allemaal goed was,
dat ze het goed had gedaan.
En dat het allemaal goed was.

Donderdag 29 oktober, rond half zes in de ochtend
gleed mijn moeder, heel voorzichtig en bijna ongemerkt
van hier naar daar.






woensdag 28 oktober 2015

adem


Zij ligt.
Ik kijk.

Soms scherpt haar blik zich, en ziet ze me opnieuw.
Dan glimlacht ze.

Haar ademen gaat moeizaam, met wijd open mond.
Ze heeft dorst, maar kan het rietje van de drinkbeker nauwelijks met haar lippen vasthouden.

Gister, na nog geen volle dag in een verpleegtehuis lag ze weer op de afdeling acute opname.
Opeens schoot ze een stukje omhoog.
"M'n beest! M'n beest! Waar is mijn beest?"
Het duurde even voor ik haar begreep maar toen ik haar een foto van Poes op mijn mobiel liet zien lachte ze.

Iets van een week geleden klommen we tegen een steile, rommelige helling vol los steen op.
Het was minstens 35 graden, zonder een zuchtje wind. Ademen ging nauwelijks en ik wist zeker dat ik niet verder omhoog kon, echt niet. Ik stop. Stuur maar een ezel, of een landrover.
Daar omhoog gaan duurde maar vijftien minuten.
Zij ademt al dagen zo.

Ze klopt met haar handen op de dekens en zegt, nauwelijks verstaanbaar 'laten we gezellig doen'.
Wij vertellen herinneringen. Over hoe ze gilde toen er aapjes op haar rolstoel klommen in de dierentuin. Zij lacht erom. Nu wel.

Ze weet dat het eigenlijk niet meer kan, dat het klaar is.
Dat zeiden we gister ook, en dat het goed is.

Maar een deel van haar, een sterk deel is het daar niet mee eens.
En ze is altijd al ontzettend eigenwijs geweest.

Dus ligt zij er ook vandaag nog.
En ze ademt.
En ik kijk.









maandag 26 oktober 2015

Beste meneer Adnan


Ik schrijf u even omdat we elkaar misten afgelopen donderdag. Wij gingen vroeg in de ochtend op pad om de berg Harun te "doen" en u ging naar familie in Irbid. Het ging daarna trouwens nog steeds goed in uw hotel. Een directeur kan inderdaad best een paar dagen weg.

Maar, ik schrijf u even om u te bedanken voor de gastvrijheid, de diners waarvoor u ons uitnodigde als er weer eens een grote tourgroep overnachtte en wij mee konden eten. Maar, vooral bedankt voor de grote vriendelijkheid. Als we dan weer eens aan het eind van de dag vol zand en stof en stinkend naar zweet terugkwamen uit Petra had u altijd weer even tijd om te informeren hoe het die dag was gegaan met het vinden van onze obscure routes. Bijna altijd vonden we de weg, ik geloof dat we maar twee keer niet verder konden door plotse enorme rotsblokken en te grote hoogteverschillen. Nee, het was ook deze keer weer prachtig in Petra, Jordanië. Ok, ik geef toe dat ik het een keer, we sjokten in de brandende zon tegen weer een heuvel vol los steen op, echt niet meer zag zitten. Te warm, te weinig lucht. Ik geloof dat ik daar toen besloot dat we voortaan alleen nog maar naar IJsland zouden gaan. Maar die gedachte was na wat uitrusten onder een richel met wat schaduw ook zo weer voorbij.

We kwamen naar uw hotel omdat we daar de vorige keer ook waren. Twee, drie jaar terug. We moesten toen zo plots terug naar Nederland omdat we, nadat we toen de berg Harun "deden" terug in het hotel een telefoontje kregen. Mijn moeder moest naar het ziekenhuis, gevaarlijke operatie enzo. Het hotel werd gemobiliseerd, de pc ging naar het westerse schrift, printers werden gerepareerd, dat soort dingen. Een onbekende man ver weg in Amman regelde tickets, geld kwam later wel een keer zei hij. U zorgde midden in de nacht voor een taxi. Wij waren in paniek, u bleef rustig en opbeurend.

Dus moesten we terug. Naar Petra, uw hotel, en de berg Harun. Om iets af te maken. Al weet ik ook niet precies wat. En weet u, we waren nog geen drie minuten onbezorgd op de kamer toen we aankwamen toen ik zei "ik bel m'n moeder even". En echt, ongelogen, ik hoorde dat de ambulance met haar erin net weg reed, naar het ziekenhuis.

Om dan meteen, na drie minuten weer terug te gaan, dat vonden we te gek. De eerste berichten uit het ziekenhuis ging over stabiel, aansterken, dat soort dingen. Dus besloten we het van dag tot dag te bekijken. Overdag liepen we en liepen we. Klauterden over rotsen, liepen door wadi's, daalden af in kloven  en ik deed of ik zeker wist dat we goed liepen. En dan belden we 's avonds naar Nederland. Het nieuws werd niet beter. Maar terug gaan leek geen nut te hebben. Het ging stabiel matig zeg maar.

Afgelopen donderdag, u ging naar Irbid deden we de berg Harun weer. En ik zag er tegen op hoor. Het is een erg lang stuk lopen, de berg is hoog en met de afloop van vorige keer in het geheugen, nou ja. Maar wat moet dat moet. En het was een prachtdag. Goed weer, net niet te warm. We liepen goed en er was zelfs iemand met de sleutel van de kleine moskee op de berg. Maar, de vorige keer zat in het hoofd. En op papier kan ik wel toegeven dat ik bovenop de berg, op het dak van de moskee even kort maar hevig heb staan janken over hoe het de vorige keer ging en wat daarna allemaal met mijn moeder gebeurde.
We liepen terug en nog redelijk fit kwamen we terug op de kamer. En verdomd, echt, op de display van de telefoon stond "gesprek gemist". Met lood in het hart heb ik teruggebeld. Het was iemand die uit het ziekenhuis belde om te vertellen dat mijn moeder net die dag blijkbaar besloten had dat ze niet de bij de pakken neer kon blijven zitten, ze had voor het eerst in dagen weer een klein stukje gelopen.

En nu zijn we weer thuis. Ik ga zo met mijn moeder naar het verpleegtehuis. Hopelijk om aan te sterken zodat ze weer naar huis kan. Al weet ik dat lang niet zeker. Ze is wel eerder broos geweest, maar zo broos als ze nu is, ik weet het niet meneer Adnan, ik weet het niet.

Maar goed, nogmaals bedankt voor alles. Doe de groeten aan de mensen van uw hotel. En als u wilt ook aan de meneer van het winkeltje op de hoek. Hij vertelde dat hij uit Jemen kwam en daarnaar terug gaat, ook al is het oorlog. Hij mist zijn familie te erg. Goed, ik moet gaan. Ik moet nog even geld halen om de rolstoeltaxi te betalen want, zoals ons gisteren een paar maal werd verzekerd "Geen geld, geen taxi". Ja, we hebben het hier maar goed voor elkaar.

Meneer Adnan, veel succes daar. Hopelijk komen er nog veel gasten. Uw land verdient het. En hopelijk tot de volgende keer inshah'allah enzo, Harun moet denk ik nog wel een keer.





donderdag 8 oktober 2015

John Lydon lijkt op Hans



"De meesten waren wel oud he?"
"Ja, maar het is ook een soort jeugdsentiment eigenlijk."
"Wat zeg je? Ik versta je echt niet hoor. Die bas in dat bijna laatste liedje dat maar doorging, die stond echt ongezond hard. Volgens mij zijn er twee vullingen los getrild."

Omdat ik dezelfde bas had gehoord verstond ik die zin ook niet goed.

En terwijl we langs elkaar heen pratend in een druilregentje door het pretpark wat Amsterdam om 11 uur 's avonds nog steeds is terug naar de auto liepen wist ik opeens aan wie John Lydon me deed denken. Aan Hans.

Hans was toen denk ik 14, of 15, of 16. Zoiets. Hij kwam met een paar vriendjes in het bibliotheekfiliaal in Den Helder waar ik toen werkte. Het was mijn eerste bibliotheekbaantje. Hans en zijn vriendjes waren vervelend. En Hans was de ergste. Permanent boos, zuigerig, soms ronduit ziekerig. Maar, als we hem zat waren stuurden we hem weg en dan ging hij ook, mopperend en als hij bij de deur was schold hij nog even. We zwaaiden dan en riepen "Dag Hans". Waar hij dan wel weer om moest lachen. Alleen kwamen er na een tijdje steeds meer vriendjes mee. En moest Hans zijn imago in de gaten gaan houden. Schelden bleef hij doen, alleen het lachen werd steeds minder.

Wat eerst nog alleen maar irritant was veranderde langzaam naar echt niet leuk meer. Misschien lag het omslagpunt bij die ene keer dat er uit de jeugdhoek een herhalend, klikkend geluid kwam. De jongen aan wie ik vroeg of hij wilde stoppen met het in- en uitklikken van zijn stiletto keek ... nou ja, misschien ken je een dergelijke blik. Er was gedoe met vechtpartijen, bewaking, wurgstokjes, een typemachine die net niet van de balie werd gegooid, bedreigingen. Op het dieptepunt hebben we het filiaal zomaar op een middag zonder overleg gesloten. Omdat het niet meer te doen was.

John Lydon speelde in Paradiso, met of als Public Image Ltd. En ergens tijdens het pesterig dreinende "This is not a love song" deed hij me aan iemand denken, Hans dus. Dat zelfde hoofd, ouder natuurlijk. Maar zo af en toe was er die blik, een mengeling van "Wie ben jij?" met "Wat moet je?" en "Ik scheld je helemaal stijf hoor!".

Lydon was natuurlijk ooit Johnny Rotten in de Sex Pistols, daarna maakte hij een paar diep dreunende en niet al te vrolijke prachtplaten om vervolgens lang zijn mond te houden. Nu maakt hij weer muziek. Die fijn klinkt en hij kan er mooi bij galmen, schreeuwen, soms zelfs rochelen. En dat deed hij met overgave. Zijn verkoudheid werd weggespoeld met wodka, die hij daarna prachtig  in een vrij grote prullenbak spuugde. Het was leuk, soms goed. Lydon deed zijn gebaren, heel soms was er die blik maar gevaarlijk werd het nergens. We werden zelfs aangemoedigd om de regel "Anger is an energy" mee te zingen. Wat ik onhoorbaar deed, omdat het een ware zin is, maar het meezingen door een zaal van (bijna) vijftigers ook wat genants had.

Hans zag ik trouwens een paar jaar terug nog. In de trein. We spraken vrolijk over vroeger. Als iets maar lang genoeg geleden is kan dat. Ik vertelde dat ik nog steeds in een bibliotheek werk. Hans vertelde dat hij op weg was naar Den Helder, en dat hij net was vrij gelaten uit de gevangenis.

Het is niet altijd een liefdesliedje.