maandag 6 mei 2013

Een olifant, op een bankje


Hij tilde de olifant op met zijn rechterhand, tot boven zijn hoofd en kneep zijn ogen tot spleetjes. Ik weet niet of hij wat kon zien, de zon scheen recht in zijn gezicht.

Ik zag hem op het station. Niet dat hij ergens heen ging. Met ergens heen gaan was hij duidelijk lang geleden al gestopt. Hij zat op een bankje, met die olifant in zijn hand. Verder had hij niets bij zich.

In de trein deed ik muziek in mijn oren. Blok de rest weg, een bijna standaard handeling.
Net na het nu bijna wrange
  
Oh, an' if you wanna shoot the moon  
Make sure that you know why  
Careful fly too soon  
Better let someone else try

gaat het tempo omhoog. En daar, altijd daar en niet eerder gaat m'n hoofd meebewegen. Niet dat het hevig gaat schudden, het is meer een herhaald en doortastend knikken. Op de maat, of in de buurt van een maat.

Tussen twee knikken in zag ik dat de man op het bankje naar me keek. Hij glimlachte breed, begon met zijn hoofd mee te knikken en stak zijn duim omhoog. Of de olifant de muziek in mijn oren ook hoorde kon ik niet zien. Olifanten knikken zelden zichtbaar met het hoofd.

Ik rommelde betrapt in mijn tas. Toen de trein langzaam weg reed keek ik weer naar buiten. De man op het bankje keek me nog steeds aan, maar zijn glimlach was weg. En ik denk eigenlijk ook niet dat hij me nog zag.

De vingers van de man streelden zachtjes over het hoofd van de stoffen olifant die hij naast zich op het bankje had gezet.

En ook al ging de man waarschijnlijk nooit meer ergens heen, toch was ik bang dat hij de olifant zou vergeten mee te nemen.